inwendig - Bijvoeglijk naamwoord
1. in het lichaam bevindend
♢ Hij had last van een inwendige parasiet, die operatief verwijderd diende te worden.
2. in de geest bevindend
♢ Op dat moment was hij inwendig aan het koken.
Woordherkomst
Samenstellende afleiding van in en de stam van wenden met het achtervoegsel -ig
Verwante begrippen
binnenste, intern
Gepubliceerd op 04-12-2017
inwendig
betekenis & definitie