inlaat - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlaten
♢... dat ik inlaat
2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlaten
♢... dat jij inlaat
3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlaten
♢... dat hij inlaat
Gepubliceerd op 04-12-2017
inlaat
betekenis & definitie