Gepubliceerd op 04-12-2017

inkoud

betekenis & definitie

inkoud - Bijvoeglijk naamwoord
1. ver afgekoeld
Ellendig voelde hij zich, inkoud, koortsachtig koud en in zijn borst deed het zoo raar hol.

Woordherkomst
afleiding van koud (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)

Verwante begrippen
in- en inkoud