Gepubliceerd op 04-12-2017

indoor

betekenis & definitie

indoor - Bijvoeglijk naamwoord
1. binnen een gebouw; overdekt plaatsvindend
Hoe dan ook, er komen in rap tempo schaaltjes op tafel en wij poten stevig aan om te proeven wat deze indoor Aziëmarkt te bieden heeft.
1. (sport) binnen een gebouw beoefend; overdekt plaatsvindend (als onderscheid met de buiten beoefende variant)
Alexander Brouwer en Christiaan Varenhorst hebben zondag hun nationale titel geprolongeerd bij het Nederlands kampioenschap indoor. De ervaren beachvolleyballers, die speciaal voor het NK weer een duo vormden, ontdeden zich in twee sets van de tieners Mees Blom (18) en Ruben Penninga (19). Het werd 21-17 en 21-19. |#

Woordherkomst
van het Engelse woord indoor

Antoniemen
outdoor