implanteren - Werkwoord
1. (ov) (medisch) het in een lichaam aanbrengen van een stof, voorwerp, toestel etc.
♢ De dierenarts implanteert een chip bij onze hond.
Woordherkomst
afgeleid van het Franse implanter (met het achtervoegsel -eren)
Antoniemen
amputeren, uitnemen, verwijderen
Verwante begrippen
aanbrengen, pacemaker, plaatsen, prothese transplanteren
Zie ook
implementeren
Gepubliceerd op 04-12-2017
implanteren
betekenis & definitie