-ig - Achtervoegsel
1. vormt een bijvoeglijk naamwoord uit zelfstandige naamwoorden of werkwoorden
2. indien toegevoegd aan een zelfstandig naamwoord voorafgegaan door een bijvoeglijk naamwoord dat het zelfstandig naamwoord beschrijft (bv. roodharig, dikhuidig, tweebenig)
Woordherkomst
Van het Oudnederlandse -ag, -ig, van het Protogermaanse *-agaz, *-īgaz, *-ugaz, elk een variant van het gemeenschappelijke achtervoegsel *-gaz
Verwante begrippen
-ige, -iger, -igere, -igers, -igs, -igst, -igste
Gepubliceerd op 17-10-2017
-ig
betekenis & definitie