Gepubliceerd op 04-12-2017

huissleutel

betekenis & definitie

huissleutel - Zelfstandignaamwoord
1. de sleutel die past in het slot van de huisdeur (voordeur).
Toen de kinderen 12 jaar oud waren en naar de middelbare school gingen kregen ze een huissleutel.

Woordherkomst
samenstelling van huis en sleutel