Gepubliceerd op 04-12-2017

huisgezin

betekenis & definitie

huisgezin - Zelfstandignaamwoord
1. (huishouden) (familie) vader, moeder en kinderen soms worden ook de huisdieren erbij gerekend.
De moeder van het grote huisgezin had het altijd druk ook op de vakantie.

Woordherkomst
samenstelling van huis en gezin