huisgezin - Zelfstandignaamwoord
1. (huishouden) (familie) vader, moeder en kinderen soms worden ook de huisdieren erbij gerekend.
♢ De moeder van het grote huisgezin had het altijd druk ook op de vakantie.
Woordherkomst
samenstelling van huis en gezin
Gepubliceerd op 04-12-2017
huisgezin
betekenis & definitie