hoortoestel - Zelfstandignaamwoord
1. apparaat dat slechthorenden helpt bij het waarnemen van geluid
♢ Al die schoenenzaken die failliet gaan - voor Specsavers is dat helemaal zo gek nog niet. Op „A1-locaties” in de winkelstraten komen ineens „panden van een mooi formaat” vrij voor de brillen- en hoortoestellenverkoper, zegt topman Remko Berkel. En, niet onbelangrijk, door de malaise in de detailhandel, die tot veel leegstand heeft geleid, valt nu beter te onderhandelen over de huur. „Met lagere huren is het net wat makkelijker om nieuwe winkels te openen.”
Woordherkomst
samenstelling van hoor(werkwoord) en toestel
Synoniemen
gehoorapparaat, hoorapparaat
Gepubliceerd op 04-12-2017
hoortoestel
betekenis & definitie