hoogsprongen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hoogsprong
♢ Meerkampster Marjolein Bolten heeft een aantal goede hoogsprongen, maar kan ondanks een 1.67 meter, net niet strijden om de medailles.
hoogsprongen - Werkwoord
1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van hoogspringen
♢... dat wij hoogsprongen
♢... dat jullie hoogsprongen
♢... dat zij hoogsprongen
♢ Afgelopen zaterdag zag ik via die stoffige, maar o zo betrouwbare BBC vooral die antwoorden: blije mensen die simpele dingen deden. Die hard renden of mooi hoogsprongen.
Woordherkomst
hoogsprong met uitgang -en
Gepubliceerd op 04-12-2017
hoogsprongen
betekenis & definitie