Gepubliceerd op 04-12-2017

hoofdelijk

betekenis & definitie

hoofdelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. Voor ieder afzonderlijk geldend
In een vennootschap onder firma zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk.
2. Door elk van de aanwezigen afzonderlijk
Tijdens de vergadering werd het voorstel door middel van hoofdelijk stemming aangenomen.

Woordherkomst
afgeleid van hoofd met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-