hoofdelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. Voor ieder afzonderlijk geldend
♢ In een vennootschap onder firma zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk.
2. Door elk van de aanwezigen afzonderlijk
♢ Tijdens de vergadering werd het voorstel door middel van hoofdelijk stemming aangenomen.
Woordherkomst
afgeleid van hoofd met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Gepubliceerd op 04-12-2017
hoofdelijk
betekenis & definitie