hik - Zelfstandignaamwoord
1. (medisch) een periodiek optredende, spontane, onwillekeurige samentrekking van het middenrif tijdens inademing, gevolgd door het plots sluiten van het strotklepje, wat een kenmerkend geluid veroorzaakt
hik - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hikken
♢ Ik hik
2. gebiedende wijs van hikken
♢ hik!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hikken
♢ hik je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
hik
betekenis & definitie