hevel - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) gist, zuurdeeg
♢ Hevel, ofte hef-deegh, Leave, or sowre dow.
2. een geheel met vloeistof gevulde pijp of slang waarvan het ene einde lager gehouden wordt dan de andere, waardoor vloeistof van de laatste mond naar de eerste stroomt
♢ Met een hevel kun je gemakkelijk water uit een aquarium verwijderen.
hevel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hevelen
♢ Ik hevel
2. gebiedende wijs van hevelen
♢ hevel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hevelen
♢ hevel je?
Woordherkomst
[1] verwant aan heffen, doen rijzen
[2] instrument waarmee men hevelen|hevelt [1722; Ten Kate ]
Gepubliceerd op 04-12-2017
hevel
betekenis & definitie