hen - Zelfstandignaamwoord
1. (vogels) het vrouwtje van de hoenderachtige vogels
♢ De hen legt een ei in de ren.
hen - Persoonlijk voornaamwoord
1. persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud in de functie van lijdend voorwerp en na voorzetsels. Voornamelijk gebruikt om te verwijzen naar personen, soms ook naar dieren.
♢ Hij zag hen in de vergaderingsruimte.
♢ Met hen ging hij naar de conferentie.
Woordherkomst
Te herleiden tot het Protogermaanse *im-. In het Middelnederlands bestonden nog meer varianten naast hen en hun.
Synoniemen
kip
Verwante begrippen
haan, kuiken, hoen, hoender, pluimvee, ei
Gepubliceerd op 04-12-2017
hen
betekenis & definitie