heilig - Bijvoeglijk naamwoord
1. door wijding aan het goddelijke bijzonder gemaakt
heilig - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heiligen
♢ Ik heilig
2. gebiedende wijs van heiligen
♢ heilig!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heiligen
♢ heilig je?
Woordherkomst
afgeleid van heil met het achtervoegsel -ig
Uitdrukkingen en gezegden
♦ De heilige hermandad
de politie
♦ Een heilig boontje zijn
erg braaf zijn
Antoniemen
onheilig
Gepubliceerd op 04-12-2017
heilig
betekenis & definitie