Gepubliceerd op 04-12-2017

heem

betekenis & definitie

heem - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) woonplaats, geboortegrond
2. besloten erf
3. (in België) eigen ruimte van een jeugdorganisatie, honk
4. (alleen als verkleinwoord) huiskrekel, zie heempje

heem - Zelfstandignaamwoord
1. (wetenschap) complexe verbinding met een centraal ijzerion en een porfyrinemolecuul als ligand, bijvoorbeeld de kleurstof van hemoglobine
De heem heeft een centraal gelegen ijzeratoom (...)

Woordherkomst
(n) (erfwoord) van het Middelnederlandse woord heem; cognaat met Duits Heim, Jiddisch היים (hejm), Fries hiem, Nynorsk en IJslands heim, Noors en Deens hjem, Zweeds hem en Engels home,
(m) van Oudgrieks αἷμα (haima) "bloed", omdat dit type stoffen het eerst in bloed werden ontdekt

Synoniemen
heim, hiem