hangend - Werkwoord
1. onvoltooid deelwoord vanhangen
hangend - Bijvoeglijk naamwoord
1. alleen van boven vastzittend, op een hoger punt steunend
♢ Met een hangend kastje houd je op de vloer meer ruimte over.
2. van onderen vrij kunnend bewegen
♢ Een koksmuts voorkomt dat hangend haar met het voedsel in aanraking komt.
3. (figuurlijk) slap, futloos, niet goed overeind kunnen blijvend
♢ Het hangend kopje van de zonnebloem komt door gebrek aan water.
4. nog aanhangig, nog niet afgelopen
♢ Na het eten willen ze hun hangend spel afmaken.
Woordherkomst
hangen met de uitgang -d
Uitdrukkingen en gezegden
♦ [3] Met hangende pootjes
bewust van schuld (thuis)komen
Gepubliceerd op 04-12-2017
hangend
betekenis & definitie