haag - Zelfstandignaamwoord
1. een afscheiding bestaande uit kreupelhout of struikgewas
2. op een rij naast elkaar geplaatste personen of zaken
haag - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hagen
♢ Ik haag
2. gebiedende wijs van hagen
♢ haag!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hagen
♢ haag je?
Verwante begrippen
[1] heg, omheining
Gepubliceerd op 04-12-2017
haag
betekenis & definitie