Gepubliceerd op 04-12-2017

grijzig

betekenis & definitie

grijzig - Bijvoeglijk naamwoord
1. iets dat een beetje grijs is
De oude man met het grijzige haar liep kromgebogen achter zijn rollator.
De volgende morgen staarde ons een groot eenpersoonsmatras treurig aan. Het leunde op zijn kant tegen een lantaarnpaal. Op het eerste gezicht zag het er nog gaaf uit, geen scheuren of uitpuilende ingewanden. Wel had de naar ons gerichte kant een gore, grijzige kleur met hier en daar zwarte vegen.

Woordherkomst
afleiding van grijs met het achtervoegsel -ig