Gepubliceerd op 04-12-2017

grijsharig

betekenis & definitie

grijsharig - Bijvoeglijk naamwoord
1. met grijs haar
Het was een gezette en grijsharige man die een mouwloos vest droeg.

Woordherkomst
Samenstellende afleiding van grijs en haar met het achtervoegsel -ig

Verwante begrippen
bruinharig, goudharig, grijsaard, grijsheid, grijzen, grijzig, lichtharig, roodharig, rosharig, witharig, zwartharig