goedendag - Tussenwerpsel
1. een groet waarbij men iemand toewenst dat de dag goed zal wezen
♢ "Goedendag" zei hij wat stijfjes en nam plaats in de treincoupé.
Woordherkomst
> accusatief van een goede dag: eenen goeden dag met het invoegsel -n-
Gepubliceerd op 04-12-2017
goedendag
betekenis & definitie