globaal - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet in bijzonderheden afdalend, ongedetailleerd, ongeveer, benaderend
♢ De inspecteur begon met een globale schouw.
♢ Bijgevoegd is een globale raming van de kosten.
♢ (…) eene Rekening en Verantwoording, waarin de Posten zodanig globaal, en zonder specifique opgave zijn ter neder gesteld, dat het voor ons onmogelijk is, daaruit de deugdelijkheid (…) te kunnen beoordeelen.
2. (Vlaams) volledig, totaal, compleet
♢ De partij wil een globaal plan voor de verkeersveiligheid voor de hele gemeente.
3. wereldwijd, mondiaal
♢ Het bedrijf reorganiseert om in de globale markt nog een rol te kunnen spelen.
4. (verouderd) op het geheel betrekking hebbend
♢ Het is ons voorts niet mogelijk geweest, alle opgaven in dit werk ten toets te brengen: de goede (globaal opgegevene) bronnen en de naauwkeurigheid des Schrijvers waarborgen de echtheid en juistheid van de meeste derzelven.
Woordherkomst
afgeleid van globe met het achtervoegsel -aal (vanwege oudere vindplaatsen in het Nederlands ligt ontlening aan het Frans niet voor de hand)
Gepubliceerd op 04-12-2017
globaal
betekenis & definitie