geprononceerd - Bijvoeglijk naamwoord
1. groot en vooruitstekend
♢ In schilderijen en tekeningen zijn de gezichten van Giacometti’s modellen spookachtige tronies geworden, met gapende holtes waar de ogen zitten en geprononceerde jukbeenderen. Hun lichamen zijn opgebouwd uit een wervelwind van lijnen, kris-kras door elkaar – en toch ontstaat er wonderlijk genoeg een vorm.
♢ Hij had dezelfde open blik, dezelfde geprononceerde neus, dezelfde volle onderlip. Ze merkte dat er tranen in haar ogen kwamen.
geprononceerd - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van prononceren
Woordherkomst
voltooid deelwoord van prononceren
Synoniemen
sprekend, onmiskenbaar, uitgesproken, opvallend, markant, overduidelijk,
Antoniemen
bescheiden, onopvallend
Gepubliceerd op 04-12-2017
geprononceerd
betekenis & definitie