genet - Zelfstandignaamwoord
1. (n) (zoogdieren) een klein soort Spaans paard
♢ Het paart, dat met briessen het spaansch genet uittart.
2. (f) (zoogdieren) Genetta genetta een klein roofdier uit de familie der civetkatachtigen (Viverridae)
♢ 's Avonds ben ik op een autosafari door het park geweest en heb onder andere een genet in een boom gezien; de ogen reflecteerden de lichtbundel van onze schijnwerper bijzonder sterk.
genet - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van netten
Woordherkomst
[1] Via (S) ghenet, van (S) genet <(S) jinete <(S) zanāta: een Berberse ruiterstam
[2] <(S) genette <(S) gineta <(S) ğarnait
Synoniemen
[2]: genetkat
Gepubliceerd op 04-12-2017
genet
betekenis & definitie