gélig - Bijvoeglijk naamwoord
1. een beetje geel.
♢ Na zijn val had zijn gezicht iets geligs.
2. op geel lijkend.
♢ Dit groen is bijna gelig.
gelíg - Zelfstandignaamwoord
1. het liggen, met een negatieve bijklank.
♢ Dat gelig van jou de hele dag, daar wordt ik echt heel moe van.
Woordherkomst
(bijvoeglijk naamwoord) Afleiding van geel met het achtervoegsel -ig.
(zelfstandig naamwoord) Naamwoord van handeling van liggen met het voorvoegsel ge-.
Gepubliceerd op 14-11-2017
gelig
betekenis & definitie