gekostumeerd - Bijvoeglijk naamwoord
1. zodanig gekleed dat je niet herkenbaar bent en doet alsof je iets of iemand anders bent, meestal in het kader van een feestelijke gebeurtenis of op toneel
♢ In de vierde van het gymnasium ‘scoorde’ Pleij een vriendin in de vijfde, Hélène, dochter van een bankdirecteur. Haar moeder praatte graag met hem over literatuur. Maar op een gekostumeerd feest, waar hij als enige een door zijn moeder genaaid kostuum droeg, „viel ik door de mand”. „Ik hoorde iemand aan Hélène’s moeder vragen of ik haar dochters verloofde was. Nee nee nee, zei ze haastig, gewoon een vriendje.
♢ Vier wijken van Florence strijden jaarlijks om een beker. Je kunt het gekostumeerd voetbal noemen, maar een ratjetoe van 27 vechtende mannen en een bal mag ook. De zo kunstzinnige stad laat zich hier van een heel andere kant zien.
♢ Weet u, gravin, zei hij, terwijl hij haar opeens aansprak als een goede oude bekende, we zijn een gekostumeerd bal aan het organiseren; u moet ook meedoen: het wordt heel leuk. We gaan allemaal naar de Archarovs. U komt toch ook, alstublieft? vroeg hij.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling kostumeren
Synoniemen
verkleed
Gepubliceerd op 14-11-2017
gekostumeerd
betekenis & definitie