gekloot - Zelfstandignaamwoord
1. gezeur, gedonder, ellende, gerotzooi
♢ Op naar de volgende locatie: Huizum-West, waar de buurt klaagt over overlast van hangjongeren. Ze staan op een pleintje en Dales beent er heen. ,,Dag, ik ben de burgemeester van Leeuwarden, stelt hij zich voor. Hoe ze het vinden in de wijk? ,,Saai, antwoordt een jongen. Wat er zou moeten veranderen? Het wijkgebouw moet meer open zijn. Dan kunnen ze daar biljarten of tafelvoetballen. Dales belooft te kijken wat hij kan doen. ,,Maar dan moet er verder geen gekloot meer komen, waarschuwt hij. Als hij langs het wijkgebouwtje loopt, zegt hij dat het er treurig uitziet. ,,Die kinderen lijken me normaal. Gezagsgevoelig ook. Zag je hoe timide ze waren toen we bij hen stonden?
gekloot - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van kloten
Woordherkomst
voltooid deelwoord van kloten
Gepubliceerd op 14-11-2017
gekloot
betekenis & definitie