geit - Zelfstandignaamwoord
1. (zoogdieren) Capra aegagrus hircus een evenhoevig zoogdier
♢ Zij hebben een geit geadopteerd.
2. (scheldwoord) een scheldwoord voor een vrouw
♢ Wat is dat een stomme geit, zeg!
3. een benaming voor een grappig eigenaardig persoon
♢ Hij is toch zo'n geit, je blijft lachen met hem.
geit - Werkwoord
1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geien
♢ Jij geit
2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geien
♢ Hij geit
3. verouderde gebiedende wijs meervoud van geien
♢ geit!
Woordherkomst
Van de Proto-Indo-Europees wortel *gʰaido-> via Germaans *gaitaz> Gotisch gaits, Duits: Geiß, ON geit, Angelsaksisch gāt> Engels: goat, vgl: Latijns: haedus (geitenlam), Armeens: ձի (paard), Sanskriet: हय (paard), Litouws: žaĩsti (spelen) en Russisch: заяц (haas)
Verwante begrippen
bok, lam, weer, mekkeren
Gepubliceerd op 14-11-2017
geit
betekenis & definitie