gegoed - Bijvoeglijk naamwoord
1. voorzien zijn van ruime financiële en andere middelen
♢ De gegoede man kon rustig rentenieren.
Woordherkomst
afgeleid van goed met het voorvoegsel ge-
Synoniemen
rijk, bemiddeld, welgesteld, vermogend, opulent, in bonis, gezeten, welgesteld
Antoniemen
arm, behoeftig
ongegoed
Gepubliceerd op 14-11-2017
gegoed
betekenis & definitie