Gepubliceerd op 14-11-2017

gegoed

betekenis & definitie

gegoed - Bijvoeglijk naamwoord
1. voorzien zijn van ruime financiële en andere middelen
De gegoede man kon rustig rentenieren.

Woordherkomst
afgeleid van goed met het voorvoegsel ge-

Synoniemen
rijk, bemiddeld, welgesteld, vermogend, opulent, in bonis, gezeten, welgesteld

Antoniemen
arm, behoeftig
ongegoed