geboren - Bijvoeglijk naamwoord
1. ter wereld gebracht, gebaard (gezegd over mensen of dieren)
♢ Ik ben in Brussel geboren.
2. begonnen, ontstaan (overdrachtelijk)
♢ Deze oplossing is uit nood geboren.
3. door herkomst of natuurlijke aanleg (een bepaalde eigenschap bezitten)
♢ Mevrouw De Vries, geboren Jansen.
Woordherkomst
Oorspronkelijk het voltooid deelwoord van het Oudnederlandse werkwoord geberen, dat eerst 'dragen' betekende, maar later toegespitst op de zwangerschap de betekenis 'baren' kreeg.
Spreekwoorden
♦ Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje.
Wanneer je uit een arm gezin komt, zul je nooit rijk worden.
♦ Hij is in ~ geboren en getogen.
Hij is in ~ ter wereld gekomen en opgegroeid. (~ staat voor een plaatsnaam)
♦ Dichters worden niet gemaakt, maar geboren.
Je wordt dichter door eigen aanleg, niet doordat anderen je het leren.
Synoniemen
[1] gebaard
[2] begonnen, ontstaan
Antoniemen
ongeboren
[1] gestorven
Verwante begrippen
baren, geboorte, herboren
Gepubliceerd op 14-11-2017
geboren
betekenis & definitie