geblesseerd - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van blesseren
1. vormt de voltooide tijden
♢ Hij had zich geblesseerd.
2. (vrij zeldzaam) vormt de lijdende vorm
♢ Beide spelers werden door die ongelukkige botsing geblesseerd
3. vormt een ergatieve constructie
♢ Ze raakten allebei geblesseerd.
4. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
♢ Hij is al een tijdje geblesseerd.
5. attributief gebruikt
♢ De geblesseerde speler werd van het veld gedragen.
6. bijwoordelijk gebruikt
♢ De speler werd geblesseerd van het veld gedragen.
Gepubliceerd op 14-11-2017
geblesseerd
betekenis & definitie