fruitig - Bijvoeglijk naamwoord
1. met de smaak van vruchten
♢ Wij dronken een fris en fruitig wijntje.
2. van een meisje dat ze heel leuk en vrolijk is
♢ Het frisse en fruitige meisje moest veel lachen.
Woordherkomst
afleiding van fruit met het achtervoegsel -ig
Gepubliceerd op 14-11-2017
fruitig
betekenis & definitie