Gepubliceerd op 14-11-2017

fijfel

betekenis & definitie

fijfel - Zelfstandignaamwoord
1. (muziek) bepaald soort kleine dwarsfluit, vaak gebruikt bij tamboerkorpsen
Uit de deuren, achter de toeschouwers, dus dóór de zaal stroomt het kermisvolk toe: kinderen en gekken met fijfel en trom, gretige verliefden met rammelaars schijven en mirlitons, ouderlingen met triangel en harmonika, kreupelen en zieken op maat van tamboerlinen; papieren linten kruisen de zaal; fanfaremuziek weerklinkt.
2. (muziek) fluit (in het algemeen)
E. is een engel, 't is er een van de velen,<br />F. is de fijfel, waarop hij mag spelen.

fijfel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijfelen
♢ Ik fijfel
2. gebiedende wijs van fijfelen
fijfel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijfelen
fijfel je?

Woordherkomst
van het Franse woord fifre

Synoniemen
fijfer