fiedel - Zelfstandignaamwoord
1. (Jiddisch-Hebreeuws) (muziekinstrument) viool
fiedel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fiedelen
♢ Ik fiedel
2. gebiedende wijs van fiedelen
♢ fiedel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fiedelen
♢ fiedel je?
Woordherkomst
Herkomst: Jiddisj
Gepubliceerd op 14-11-2017
fiedel
betekenis & definitie