evacueren - Werkwoord
1. (ov) een gebied ontruimen wegens gevaar
♢ Het hele dorp werd geëvacueerd vanwege de komende vloedgolf.
2. ergatief de woonplaats voor de veiligheid verlaten
♢ Nog geen etmaal later stond de kerk zeker een meter onder water. Daar hadden de Moerdijkers toen geen oog voor. Zij evacueerden massaal.
Woordherkomst
afgeleid van het Franse évacuer (met het achtervoegsel -eren)
Gepubliceerd op 14-11-2017
evacueren
betekenis & definitie