Gepubliceerd op 14-11-2017

erom

betekenis & definitie

erom - Voornaamwoordelijk bijwoord
(scheidbaar)
1. persoonlijk *om+het, *om+ze: om de reden,
Hij heeft het erom gedaan.
Hij probeerde een 1 aprilgrap uit te halen, maar niemand moest erom lachten.
Het gaat erom dat „bekende overlastgevers” binnen blijven, aldus Dijkhoff. Hij heeft hierover maandag met burgemeesters gesproken, zei hij in het radioprogramma Dit is de Dag.