Definities van Nederlandstalige WikiWoordenboek in de Ensie E
- erfbaarders
- erfbaars
- erfbaarst
- erfbaarste
- erfbare
- erfde
- erfdeel
- erfdeeltje
- erfdeeltjes
- erfdelen
- erfden
- erfelijk
- erfelijke
- erfelijker
- erfelijkere
- erfelijkers
- erfelijkheden
- erfelijkheid
- erfelijks
- erfelijkst
- erfelijkste
- erfenis
- erfenisje
- erfenissen
- erfgenaam
- erfgenaampje
- erfgenaampjes
- erfgename
- erfgenamen
- erfgenames
- erfgenametje
- erfgenametjes
- erfgoed
- erfgoederen
- erfgoedje
- erfgoedjes
- erfgoedtoerisme
- erfje
- erfjes
- erflater
- erflaters
- erfopvolging
- erfopvolgingen
- erfpacht
- erfpachtcanon
- erfpachtcanons
- erfpachten
- erfpachtherziening
- erfpachtherzieningen
- erfrecht
- erfrechten
- erfstuk
- erfstukje
- erfstukjes
- erfstukken
- erft
- erfvijand
- erfvijanden
- erfwoord
- erfwoorden
- erfwoordje
- erfwoordjes
- erfzonden
- erfzondes
- erg
- ergatief
- ergatiefje
- ergatiefjes
- ergatieven
- erge
- ergens
- erger
- erger dood
- ergerde
- ergerde dood
- ergerden
- ergerden dood
- ergere
- ergeren
- ergeren dood
- ergerend
- ergerlijk
- ergerlijke
- ergerlijker
- ergerlijkere
- ergerlijkers
- ergerlijks
- ergerlijkst
- ergerlijkste
- ergernis
- ergernisje
- ergernisjes
- ergernissen
- ergers
- ergert
- ergert dood
- ergo-
- ergocentrisch
- ergocentrische
- ergograaf