enen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord één
♢ Hij gooide drie enen en een zes.
2. meervoud van het zelfstandiɡ ɡebruikt een als tegenhanger van ander:
♢ Architectonisch vormt het een geometrisch geheel, van hoge spelonken, de enen smal, de anderen breed maar steeds rechthoekig.
enen - Hoofdtelwoord
1. datief oude verbogen vorm van één, voornamelijk gebruikt bij tijdsaanduidingen na voorzetsels
♢ Het is net even na enen.
enen - Lidwoord
1. (verouderd) datief van het lidwoord een bij een mannelijk of onzijdig woord
♢ Ach! wat ijselijke slagen, wat enen oceaan beroerd door lijkgezucht en jammervlagen u uwe Walvisch heeft ontvoerd.
2. (verouderd) accusatief van het lidwoord een bij een mannelijk woord
♢ Hang enen mantel om van wolken (...)
Gepubliceerd op 14-11-2017
enen
betekenis & definitie