eenmaal - Telbijwoord
1. een enkele keer
♢ Hij heeft die vergissing slechts eenmaal gemaakt.
2. nu ~ een feit dat niet veranderd kan worden
♢ Hij heeft die vergissing nu eenmaal gemaakt.
♢ Sommige vrouwen zijn nu eenmaal enorme kletskousen daar moet je maar mee zien te leven.
3. als ... ~ geeft een verandering in omstandigheden aan bij een bepaalde gebeurtenis, eens
♢ Als ik eenmaal een nieuwe baan heb zal ik je zeker trakteren.
♢ Als er eenmaal water door de dijk begint te komen, is een doorbraak onvermijdelijk geworden.
Woordherkomst
samenstelling van een en maal
Gepubliceerd op 13-11-2017
eenmaal
betekenis & definitie