duif - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) (vogels) Columbidae een vogel die een koerend geluid maakt
♢ Roekeloos zijn ze, die stadsduiven. Ze scharrelen op het fietspad, alsof het asfalt een weitje is. De duif kijkt niet op, hij kijkt niet om. Pas als je voorwiel zo dichtbij is dat je aan bebloede spaken begint te denken, fladdert hij ineens op.
2. (f) vrouwtjesduif
Synoniemen
[2]: duivin, vrouwtjesduif
Antoniemen
[2]: doffer, duiver, mannetjesduif
Verwante begrippen
duivin
Gepubliceerd op 13-11-2017
duif
betekenis & definitie