Gepubliceerd op 13-11-2017

duif

betekenis & definitie

duif - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) (vogels) Columbidae een vogel die een koerend geluid maakt
Roekeloos zijn ze, die stadsduiven. Ze scharrelen op het fietspad, alsof het asfalt een weitje is. De duif kijkt niet op, hij kijkt niet om. Pas als je voorwiel zo dichtbij is dat je aan bebloede spaken begint te denken, fladdert hij ineens op.
2. (f) vrouwtjesduif

Synoniemen
[2]: duivin, vrouwtjesduif

Antoniemen
[2]: doffer, duiver, mannetjesduif

Verwante begrippen
duivin