druppelen - Werkwoord
1. ergatief in druppels neervallen
♢ Er is hars uit dat stuk hout gedruppeld.
2. (inerg) druppels laten vallen
♢ Na die oogoperatie heb ik nog enige tijd gedruppeld, maar het was snel weer geheeld.
3. (ov) in druppels laten neervallen
♢ Anna druppelde regelmatig vocht op de lamsbout.
Woordherkomst
Afgeleid van druppel met het achtervoegsel -en
Synoniemen
druipen
Gepubliceerd op 13-11-2017
druppelen
betekenis & definitie