draai - Zelfstandignaamwoord
1. omwenteling
♢ De turner maakte een Yurchenko met hele draai en gehoekte salto.
2. zijn ~ vinden: zich thuis voelen, in zijn element zijn
♢ Hij kan maar moeilijk zijn draai vinden in het leger.
3. ergens een ~ aan geven: een andere invalshoek, benadering bedenken
♢ Hij geeft weer een andere draai aan het thema.
♢ Hij probeerde toch een positieve draai aan de dramatische afloop te geven.
4. een ~ nemen: compleet veranderen
♢ Het verhaal neemt plots een andere draai.
draai - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draaien
♢ Ik draai
2. gebiedende wijs van draaien
♢ draai!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draaien
♢ draai je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ ergens je draai niet kunnen vinden
je ergens niet prettig voelen
Verwante begrippen
draaiing, keer, wending, zwenk, zwenking
Gepubliceerd op 13-11-2017
draai
betekenis & definitie