Gepubliceerd op 13-11-2017

donderpreek

betekenis & definitie

donderpreek - Zelfstandignaamwoord
1. felle, strenge, onvriendelijke toespraak om iemand de les te lezen en waarop soms een straf volgt
Abraham Kuyper was tegen de integratie van gereformeerden met andere bevolkingsgroepen - ‘soevereiniteit in eigen kring’ - en dus meden wij met name katholieken. Dat waren ongelovigen die het verdienden om te branden in de hel. Verder kon de waarheid alleen worden gevonden in de Koran, nee, de Bijbel, en omdat kinderen in die waarheid dienden te worden opgevoed, las mijn vader - Gods plaatsvervanger op aarde - ons daar tweemaal daags na het eten uit voor. Ook op school werden we uit de Bijbel voorgelezen en elke week leerden we nieuwe psalmen uit ons hoofd. ’s Zondags stortte de dominee in zijn zwarte toga, de armen dreigend geheven, zijn donderpreken over ons uit.
Cd-recensie: Magma is rockende donderpreek: In de niet-extreme metal is de Franse band Gojira de laatste jaren de blikvanger. Gojira maakt donkere maar progressieve postrock en metal, die ook nog eens ergens over gaat. De band, afkomstig uit Bayonne (in Frans Baskenland), zingt bij voorkeur over de roofbouw die de mens pleegt op de natuur en daar bouwen de mannen geen al te vrolijke liedjes omheen.

Woordherkomst
samenstelling van donder en preek

Synoniemen
berisping, donderspeech, tirade, vermaning, zedenpreek

Antoniemen
lofuiting