Gepubliceerd op 13-11-2017

doechen

betekenis & definitie

doechen - Zelfstandignaamwoord
1. (Jiddisch-Hebreeuws) verhoogde ruimte voor de ark in de synagoge
2. (Jiddisch-Hebreeuws) priesterzegen door de kohaniem (koheen) vanaf die verhoging (Num. 6:22-26)

doechen - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doechenen
♢ Ik doechen
2. gebiedende wijs van doechenen
doechen!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doechenen
doechen je?

Woordherkomst
Herkomst: Jiddisj

Verwante begrippen
Hebreeuws: doechan