delegeren - Werkwoord
1. (ov) taken en verantwoordelijkheden doorgeven
♢ Dat werd gedelegeerd naar een lagere ambtenaar.
2. afvaardigen, afgevaardigde laten zijn
3. je taak door iemand anders laten uitvoeren terwijl je zelf toch de eindverantwoordelijke blijft
♢ De huisarts delegeert steeds meer van zijn taken naar hulppersoneel.
Woordherkomst
afgeleid van het Franse déléguer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren)
Verwante begrippen
delegatie, delegatieleider, delegatielid, delegering, délégué, déléguée
Gepubliceerd op 03-10-2017
delegeren
betekenis & definitie