camper - Zelfstandignaamwoord
1. (verkeer) een auto met een ruimte waarin men kan overnachten en/of leven
♢ Het gezin reisde met de camper naar Frankrijk.
♢ Het is een horrorscène: tandarts Edwin Smith gaat alle tanden trekken van de pas 17-jarige Larry Hammons. Het gebeurt in een tot tandartspraktijk omgebouwde camper op een verlaten parkeerplaats in de Amerikaanse staat Kentucky. Voordat Larry de camper binnenstapt, in de documentaire That Sugar Film, praat de jongen met de Australische filmmaker Damon Gameau. Larry vertelt hoe hij zijn hele jeugd dagelijks liters Mountain Dew dronk, een frisdrank met veel suiker.
Synoniemen
zwerfauto, kampeerauto
Verwante begrippen
stacaravan, caravan
Gepubliceerd op 13-11-2017
camper
betekenis & definitie