cabine - Zelfstandignaamwoord
1. bestuurdershokje van een vracht- of bestelauto
♢ De trucker had van zijn cabine een heel persoonlijke woonkamer gemaakt.
2. ruimte voor passagiers in een vliegtuig
♢ De stewardessen werken in de cabine terwijl de piloten werken in de cockpit.
3. de ruimte waarin zich de filmprojector van een bioscoop bevindt
4. kleedhokje
♢ We kleedden ons om in de cabine voordat we gingen zwemmen.
5. hokje waarin een tolk werkzaam is
Synoniemen
cockpit, hut, kajuit
Verwante begrippen
berghut, blokhut, boomhut, hutbagage, hutbewoner, hutjongen, hutkoffer, plaggenhut, sneeuwhut, stuurhut, weerhut
Gepubliceerd op 10-11-2017
cabine
betekenis & definitie