buitmaakt - Werkwoord
1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitmaken
♢... dat jij buitmaakt
2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitmaken
♢... dat hij buitmaakt
Gepubliceerd op 10-11-2017
buitmaakt
betekenis & definitie