bruin - Zelfstandignaamwoord
1. (kleur) een kleur zoals die van walnoten, chocola of koffie
♢ Dat bruin ziet er best mooi uit.
2. een paard, vooral een paard met een vacht in de kleur ~1.
bruin - Bijvoeglijk naamwoord
1. (kleur) een kleur zoals die van walnoten, chocola of koffie hebbend
♢ Dat is een bruin huis!
2. gemakkelijk, zonder beslommeringen
♢ Zij leiden daar een bruin leven!
bruin - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bruinen
♢ Ik bruin
2. gebiedende wijs van bruinen
♢ bruin!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bruinen
♢ bruin je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=2
dat kan bruintje niet trekken.|dat is te duur.
Gepubliceerd op 10-11-2017
bruin
betekenis & definitie