brommen - Werkwoord
1. (inerg) een laag rommelend geluid voortbrengen
♢ Er werd als antwoord wat gebromd, maar duidelijkheid kwam er niet.
2. boos en bestraffend praten tegen iemand
♢ De leraar bromde tegen zijn luie leerlingen.
3. ergatief op een bromfiets ergens heengaan
♢ Ik ben wel eens naar Giessendam gebromd.
4. (inerg) op een bromfiets rijden
♢ Hij had heel wat gebromd voordat hij zijn motorrijbewijs ging halen.
Gepubliceerd op 10-11-2017
brommen
betekenis & definitie